De A-factor is de jaarlijkse pensioenaangroei die door het Pensioenfonds aan de deelnemer wordt doorgegeven. Deze factor wordt gebruikt in de berekening van de fiscale jaarruimte die beschikbaar is voor aftrek van lijfrentepremies vanwege een tekort aan pensioenopbouw.
Afkorting van Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Pensioenfondsen dienen te werken volgens een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Hierin zijn de financiële opzet van een Pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven.
Actuariële waarde van de in te kopen pensioenaanspraken. Deze premie wordt vastgesteld rekening houdend met hetgeen hierover is afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst.
Het Actuarieel Genootschap is een vereniging, welke kantoor houdt in Woerden, die zich de bestudering en ontwikkeling van de actuariële wetenschappen ten doel stelt, alsmede de verbreding van de wetenschappelijke basis van de werkzaamheden van de actuaris en het geven van voorlichting over de taak en de bevoegdheid van de actuaris. Voorts heeft het Actuarieel Genootschap gedragsregels opgesteld, waaraan de leden zich dienen te houden, om het aanzien en de waardigheid van het beroep actuaris hoog te houden.
De contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen of bijdragen berekend op basis van Actuariële grondslagen.
Een actuaris die lid is van het Actuarieel Genootschap.
Afkorting van Autoriteit Financiële Markten.
De AFM is toezichthouder op het gedrag van en de informatieverstrekking door alle partijen op de financiële markten in Nederland.
Afkorting van Actuariële Principes Pensioenfondsen. Pensioenfondsen moeten voldoende voorzichtigheid (prudentie) in acht nemen bij de financiële opzet van het fonds en bij de invulling die hier in de praktijk aan wordt gegeven. De Nederlandsche Bank heeft in de actuariële principe Pensioenfondsen aangegeven wanneer hieraan volgens haar is voldaan. De Actuariële Principes Pensioenfondsen zijn per 1 januari 2007 vervangen door het Financieel Toetsingskader (FTK), waarin de te hanteren waarderingsmethoden zijn aangegeven.
Afkorting van Asset Liability Management. Het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een Pensioenfonds helpen bij het kiezen van een juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten:
– overzicht van de financiële stromen in het Pensioenfonds
– inzicht in de toekomstige verplichtingen t.o.v. de beleggingen
– beoordelen van de financiële positie versus economische omstandigheden
– doorrekenen van mogelijke beleidsalternatieven om daaruit te kunnen kiezen.
Wanneer een deelnemer na 2 jaar ziekte, arbeidsongeschikt blijft, wordt de premiebetaling door werknemer en werkgever gestopt. De pensioenopbouw gaat in bepaalde situaties geheel of gedeeltelijk door, nu voor rekening van het Pensioenfonds.
Een objectieve vergelijkingsmaatstaf voor het beoordelen van beleggingen, zowel in de termen van gerealiseerd rendement als wat de samenstelling van de beleggingen betreft.
Premievrije aanspraak van de huwelijkspartner met wie de (gewezen) deelnemer gehuwd is geweest. De dienstjaren gelegen voor de ontbinding van het huwelijk tellen mee. Bij volgende huwelijken telt diensttijd vanaf de ontbinding van het vorige huwelijk.
Een onafhankelijke (interne) toezichthouder die (actief) toetst of de gedragscode en/of wettelijke regelingen met betrekking tot de koersgevoelige informatie en privé effectentransacties worden nageleefd. De compliance officer heeft een signalerende en corrigerende functie.
Een pensioensysteem waarbij de werkgever zich er uitsluitend toe verplicht een vaste premie te betalen. Bij een collectief beschikbare premieregeling wordt het risico van een tekort door de pensioenrechthebbenden gezamenlijk gedragen. Het verschil met een individuele beschikbare premieregeling is dat het collectieve element bewaard blijft.
De waarde op dit moment van een toekomstige kasstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet.
Analyse in het kader van het FTK waarbij de financiële opzet en positie van het Pensioenfonds voor de lange termijn wordt beoordeeld. Verschil met de solvabiliteitstoets is dat bij de continuïteitstoets onder andere rekening wordt gehouden met toekomstige pensioenopbouw en premie-inkomsten. De analyse heeft hiermee een lange termijn karakter. Ook andere variabelen zoals het beleggingsbeleid en het bijbehorende risicomanagement, het toeslagen- en winstdelingsbeleid, het wijzigen van de beleggingsportefeuille, het achterwege laten van toeslagverlening, etc. wordt hierin betrokken. Er kan worden geanalyseerd of er inconsistentie is tussen de financiering, het toeslag- en het beleggingsbeleid.
Afkorting voor Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties. In dit orgaan zijn de georganiseerde gepensioneerden verenigd.
Afkorting voor Consumentenprijsindex. De CPI wordt maandelijks berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze meet de gemiddelde prijsverandering in de loop der tijd van goederen en diensten die huishoudens voor hun levensonderhoud aanschaffen. Naast de CPI wordt tevens de CPI Afgeleid berekend. Dit is de consumentenprijsindex waarin het prijseffect van indirecte belastingen en subsidies is geëlimineerd.
De Pensioenwet definieert een deelnemer als een werknemer of een gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens de pensioenuitvoerder.
De deelnemersraad is een orgaan binnen een pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het bestuur van dat pensioenfonds. In een deelnemersraad van een ondernemingspensioenfonds zijn deelnemers en gepensioneerden vertegenwoordigd naar evenredigheid van hun vertegenwoordiging binnen het pensioenfonds. Wanneer 5% van het totale verzekerdenbestand van het ondernemingspensioenfonds daarom verzoekt, moet een deelnemersraad verplicht worden ingesteld. Het bestuur van het pensioenfonds kan ook vrijwillig een deelnemersraad instellen.
Het pensioenvermogen gedeeld door de Voorziening Pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. De dekkingsgraad is een maat voor de financiële positie van Pensioenfondsen en een graadmeter voor de mate van de zekerstelling van de (toekomstige) betalingen van de toegezegde pensioenen. In de financieringsopzet wordt gestreefd naar een dekkingsgraad van 100%, vermeerderd met het op enig moment op grond van de regelgeving vereist vermogen.
Afkorting van De Nederlandsche Bank. Orgaan dat (prudentieel en materieel) toezicht houdt op financiële instellingen. Na de fusie in 2004 van De Nederlandsche Bank met de Pensioen- & Verzekeringskamer vallen hier ook Pensioenfondsen en verzekeraars onder. Het gedragstoezicht wordt uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten. Het toezicht op verzekeraars is geregeld in de Wet financieel toezicht, terwijl in de Pensioenwet ook het toezicht op Pensioenfondsen is geregeld. Tevens zijn bepalingen betreffende het toezicht terug te vinden in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De Nederlandsche Bank houdt ook toezicht op pensioenregelingen die door een werkgever rechtstreeks bij een verzekeraar worden ondergebracht.
Het gewogen gemiddelde van de lengte van de perioden waarover alle kasstromen van een obligatie plaatsvinden, waarbij de weging plaatsvindt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht, is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers hiervan het meest zal oplopen.
Uit onderzoeken blijkt dat sterfte onder collectief verzekerden bij Pensioenfondsen en levensverzekeraars lager ligt dan de bevolkingssterfte. Dit effect is sterker naar mate het verzekerde pensioenbedrag hoger is. Om hiermee rekening te houden bij het maken van berekeningen kan een Pensioenfonds de “ervaringssterfte” vaststellen: de in pensioenbedragen gemeten verhouding tussen bevolkingssterfte en waargenomen sterfte in het Pensioenfonds.
Afkorting FTK. Benaming van het nieuwe toezichtregime dat per 1 januari 2007 van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. De nieuwe waarderingsmethoden vervangen de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP). Het nieuwe toezichtregime is ook verankerd in de Pensioenwet.
Het deel van het pensioengevend salaris dat in verband met AOW-aanspraken bij de pensioenberekening buiten beschouwing blijft.
Deze regeling stelt onvrijwillig werkloze werknemers in staat om hun pensioenregeling tijdens de werkloosheidsperiode voort te zetten.Tot 1 januari 1999 werd de FVP-regeling gefinancierd met rentebaten uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. Vanaf deze datum zet de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering de activiteiten van het FVP voort. In het zogenoemde bijdragereglement 1999 zijn de regels met betrekking tot het verkrijgen van de pensioenpremiebijdragen vastgelegd. Werknemers, die met ingang van 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage uit de FVP-regeling. Stichting FVP heeft echter de intentie om het recht op de FVP-bijdrage van werknemers die voor 1 januari 2011 werkloos zijn geworden zoveel mogelijk ongemoeid te laten. De betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos werden, zijn echter al opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2014 en worden tevens mogelijk gekort. Voor deze groep werknemers geeft Stichting FVP dus geen harde garanties af.
Het Pensioenfonds hanteert een kostendekkende premie die is gedempt. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie wordt berekend als de som van de volgende componenten:
De actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen:
– coming service koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraken;
– risicokoopsommen voor overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico;
– een solvabiliteitsopslag;
– een opslag voor uitvoeringskosten. Naast de excasso-opslag wordt rekening gehouden met een additionele opslag van 1% van de pensioengrondslagsom.
Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privé-belangen van betrokkenen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Pensioenfondsen dienen verplicht – rekeninghoudend met het bepaalde in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde wetgeving – een gedragscode voor de bestuursleden en overige medewerkers van het fonds op te stellen en deze aan De Nederlandsche Bank te overleggen.
Toezicht gericht op het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en in dat verband bescherming van de consument (transparantie, voorlichting). Kernonderdelen zijn aspecten als het toezicht op de organisatie van effectenmarkten, het effectentypisch gedragstoezicht en het toezicht informatievoorziening aan en advisering van de consument. De Autoriteit Financiële Markten voert in hoofdzaak het gedragstoezicht uit.
Plan van aanpak gericht op het herstel van het onderdekking (dekkingstekort) of het reservetekort bij een Pensioenfonds. Binnen drie maanden na het ontstaan van de situatie van onderdekking dient het Bestuur van het Pensioenfonds een herstelplan bij De Nederlandsche Bank te hebben ingediend. Het herstelplan dient zodanige maatregelen te omvatten, dat de situatie op grond waarvan een herstelplan moet worden opgesteld binnen drie jaar is beëindigd. Dit heet een kortetermijnherstelplan. Ook in geval van een reserve-tekort dient een Pensioenfonds binnen drie maanden na het ontstaan hiervan een herstelplan bij De Nederlandsche Bank in te dienen, indien de actuariële- en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds niet voorziet in toereikende maatregelen bij een reservetekort. De termijn die in het herstelplan mag worden aangehouden voor herstel van het reservetekort bedroeg op grond van de Actuariële Principes Pensioenfondsen twee tot acht jaar, afhankelijk van de aard en omvang van de opgetreden reservetekorten. Deze termijn is op grond van het FTK 15 jaar geworden. Dit wordt een langetermijnherstelplan genoemd.
Pensioenfondsen en levensverzekeraars kunnen bepaalde risico’s (zoals het risico van overlijden of invaliditeit) of verplichtingen die zij verzekeren, geheel of gedeeltelijk onderbrengen bij een (andere) verzekeringsmaatschappij. Dit wordt herverzekering genoemd.
Constructie van variabele uitkeringshoogtes van het pensioen, waarbij het pensioen dat een deelnemer vanaf de pensioendatum ontvangt wordt omgezet in een pensioen dat eerst hoger en daarna lager is dan het reglementaire pensioen . Op grond van fiscale wetgeving is een variatie tussen de hoogste en de laagste uitkering van maximaal 100:75 toegestaan.
Schattingen per leeftijd of leeftijdsgroep van de aantallen rechthebbenden aan een pensioenregeling, die gehuwd zijn of een partner hebben. Deze schattingen op basis van statistische gegevens zijn nodig bij gebruik van het onbepaalde man/ vrouw/ partner systeem.
Het kritisch beoordelen van het functioneren van het (Bestuur van het) Pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht maakt deel uit van de principes voor goed Pensioenfondsbestuur. Het doel van het intern toezicht is het beter functioneren van het Pensioenfonds(bestuur).
De ISAE 3402 is een “internationale” standaard, en vervangt de SAS70 standaard. Deze standaard ziet toe op zogenaamde Third Party Assurance rapportages. Met zo’n derdenverklaring wordt aangegeven dat een serviceorganisatie, waar een gebruikersorganisatie activiteiten aan heeft uitbesteed, ‘in control’ is.
De ISAE 3402 standaard kent een uitgebreidere scope dan de eerdere SAS70 standaard waardoor deze voor meer beheersingsmaatregelen te gebruiken is. De scope beperkt zich niet tot de beheersdoelen voor de richtlijnen van de financiële rapportage. In deze verschilt de ISAE 3402 standaard van de SAS 70 standaard. De belangrijkste overeenkomst is dat de standaard leidt tot een derden verklaring (TPM – Third Party Mededeling); beide standaarden kennen 2 verschillende type rapportages, elk met een vergelijkbare opzet.
Een wezenlijk verschil met de SAS 70 verklaring is dat bij ISAE 3402 het management van de serviceorganisatie een formele verklaring (een zogenaamde’”management assertion”) moet afgeven voor zijn verantwoordelijkheid voor de beheersmaatregelen uit deze verklaring.
De ISAE3402 standaard kent ook 2 type rapportages:
– Type I: voor de opzet en het bestaan van beheersmaatregelen;
– Type II: naast de opzet en het bestaan van een Type I verklaring, geldt ook een effectieve werking van de beheersmaatregelen voor een bepaalde periode.
Het gegeven dat een verzekerde persoon korter kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor o.a. overlijdensverzekeringen en nabestaandenpensioenen.
In het FTK gehanteerde term. Hiermee wordt bedoeld de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioen-regeling in dat jaar en voor de lange termijn na te komen.
Het risico dat de belegger bij de crediteur loopt ten tijde van het uitlenen van geld.
Het gegeven dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor onder andere het ouderdomspensioen.
Deel van de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds, voornamelijk bestaande uit obligaties waarvan de looptijden zijn afgestemd op de looptijden van de verwachte pensioenuitkeringen. De Liability Matchingportefeuille heeft het doel het Pensioenfonds zoveel mogelijk te beschermen tegen het risico van rentewijzigingen. De verplichtingen van het Pensioenfonds dalen in dat geval ook. Indien de rente daalt, nemen de verplichtingen van het Pensioenfonds weliswaar toe, maar stijgen de obligaties eveneens in waarde. De Liability Matchingportefeuille bestaat in dit Pensioenfonds uit units ING F.I. All Grade Long Duration Fonds en units ING F.I. Grade Basis Fonds.
Algemene ontwikkeling van de lonen van werknemers binnen een bepaalde onderneming, bedrijfstak of land, zonder rekening te houden met individuele loonsverhogingen als gevolg van de carrière van de werknemers binnen de gekozen groep.
Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het Bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen.
De rente zoals deze op een bepaald moment op de financiële markt geldt.
Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht.
Het optimaal afstemmen van de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een Pensioenfonds. Wanneer een Pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Een Pensioenfonds kan zowel het nominale als het reële renterisico trachten af te dekken. Asset Liability Management (ALM) is een instrument dat kan worden gebruikt om de optimale soort en/of mate van matching te bepalen.
Pensioenregeling waarin de hoogte van het pensioen gebaseerd is op het gemiddelde salaris dat men gedurende de gehele diensttijd heeft verdiend.
Het minimumbedrag van het bij wijze van buffer aangehouden eigen vermogen. In het Besluit van 18 december 2006 (algemene maatregel van bestuur inzake FTK) zijn nadere regels gesteld voor de bepaling van het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt in de regel ca 5% van de technische voorziening (dus een dekkingsgraad van ca 105%). Het één en ander niet te verwarren met het vereist eigen vermogen.
Toets in het kader van het FTK. In deze toets moet het vermogen minimaal gelijk zijn aan de verplichtingen. Bij de vaststelling van de verplichtingen dient het toeslagbeleid in aanmerking te worden genomen. Als uitgangspunt voor de toetsing geldt de aanname dat op balansdatum de verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder worden overgedragen op marktconforme condities.
Pensioenverplichting zonder rekening te houden met mogelijk in de toekomst te verlenen indexatie.
Situatie dat de middelen van het Pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de Voorziening Pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Op 30 september 2002 heeft De Nederlandsche Bank een brief aan de besturen van Pensioenfondsen gestuurd met de titel “Uitgangspunten voor de financiële opzet en positie van Pensioenfondsen”. Uit deze brief blijkt dat De Nederlandsche Bank een dekkingsgraad verlangt van minimaal 105%. Bij een lagere dekkingsgraad is sprake van onderdekking. In het Besluit van 27 januari 2006 (algemene maatregel van bestuur) worden nadere regels gesteld met betrekking tot het minimumbedrag van het eigen vermogen van Pensioenfondsen en BeroepsPensioenfondsen.
Een monistische bestuursvorm waarbij binnen het bestuursorgaan onderscheid wordt gemaakt tussen bestuurders die zijn belast met de uitvoerende werkzaamheden en bestuurders die zijn belast met het toezicht op die werkzaamheden. Het toezicht wordt in dit – uit het Angelsaksische recht afkomstige – stelsel derhalve vormgegeven binnen één bestuursorgaan. De systematiek van een one tier board kan volgens de ‘Principes voor goed Pensioenfondsenbestuur’ bij een Pensioenfonds worden ingevuld door de verschillende taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur in de statuten vast te leggen. Vervolgens kan het Algemeen Bestuur toezicht houden op het Dagelijks Bestuur.
Afkorting van Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen.
Aanspraak bij het bereiken van de pensioenleeftijd welke jaarlijks wordt opgebouwd met 2,25% van de pensioengrondslag met ingang van 1 januari 2006.
Het deel van de reserves van een Pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan (ook wel vrije of algemene reserve genoemd). Veelal is een deel van de overreserve bestemd als buffer om eventuele koersfluctuaties van de beleggingen op te kunnen vangen. Dit wordt weerstandsvermogen genoemd.
Aanspraak van de partner bij overlijden van de deelnemer, ter grootte van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen op pensioenleeftijd, vanaf datum overlijden.
Pensioen is een periodieke uitkering die verkregen wordt in verband met ouderdom, of na overlijden van de werknemer. Historisch gezien is het pensioenbegrip dan ook nauw verbonden met de arbeidsovereenkomst. Juridisch is het te beschouwen als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Periodieke uitkeringen in de privésfeer worden niet met de term pensioen, maar met lijfrente aangeduid. Ook de fiscale regels zijn op deze tweedeling afgestemd. Voor pensioenen is de loonbelasting van toepassing en voor lijfrente is de inkomstenbelasting van toepassing.
De pensioenkoepels VB (vereniging Bedrijfstakpensioenfondsen) OPF (OndernemingsPensioenfondsen) en UvB (BeroepsPensioenfondsen hebben in 2010 samen een federatie gevormd om de reeds bestaande samenwerking te formaliseren.
13 maal het periodesalaris (in de eerste periode van het jaar) vermeerderd met 8% vakantietoeslag (14,04 x periodesalaris).
Het deel van het pensioengevende salaris dat overblijft na aftrek van de franchise, dus pensioengevend salaris minus franchise.
De arbeidsvoorwaardelijke afspraken tussen de werkgever(organisaties) en de werknemers(organisatie) die betrekking hebben op pensioen. De pensioenovereenkomst kan het karakter van een uitkeringsovereenkomst, een kapitaalovereenkomst of een premie-overeenkomst hebben. Het begrip pensioenovereenkomst heeft in de Pensioenwet het begrip pensioentoezegging vervangen.
Een register dat is opgezet door de pensioenuitvoerders gezamenlijk. Het pensioenregister vormt één ingang voor het overzicht van alle opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en gewezen partners. Het pensioenregister is op 1 januari 2011 operationeel geworden.
Het pensioenvermogen is het belegd vermogen, verminderd/vermeerderd met de kortlopende schulden/vorderingen van het Pensioenfonds.
De verplichtingen om vanaf de afgesproken pensioendatum een pensioen uit te keren. Deze verplichtingen moeten sinds de invoering van het FTK op marktwaarde worden gewaardeerd.
Nieuwe wet die de Pensioen- en spaarfondsenwet vervangt. De Pensioenwet is 1 januari 2007 van kracht geworden. Sommige onderdelen gaan op een latere datum in.
De manier waarop het Pensioenfonds is georganiseerd (structuur) en de verantwoordelijkheden worden uitgevoerd (processen). De Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen, Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben in 2004 aandacht geschonken aan het onderwerp Pension Fund Governance. Er werd daarbij gedacht aan het instellen van een ‘Code Tabaksblat’ voor Pensioenfondsen. De OPF heeft aanbevelingen gedaan voor goed Pensioenfondsbestuur. Deze waarborging voor goed bestuur is verankerd in de Pensioenwet die per 1 januari 2007 in werking is getreden.
Een methode om fluctuaties bij de vaststelling van de premie te voorkomen. Bij het toepassen van het FTK zal voor de vaststelling van de premie uitgegaan moeten worden van de marktrente. Omdat deze rente van jaar tot jaar anders kan zijn, zal ook de premie jaarlijks kunnen verschillen. Om nu te voorkomen dat de jaarlijkse premie (grote) fluctuaties vertoont, is het toegestaan om deze premie te ‘dempen’. Hierbij is het toegestaan om voor de vaststelling van de premie uit te gaan van:
• het voortschrijdende gemiddelde met een maximum periode van 10 jaar; of
• de vastgestelde verwachte waarde van de actuariële premie.
Premies
Door (en voor) deelnemers periodiek te betalen vaste bijdragen.
Werkgeversbijdrage: 17 % van de pensioengrondslag.
Werknemersbijdrage: 7% van de pensioengrondslag.
Premievrije pensioenen
Deze uitdrukking wordt in twee betekenissen gebruikt, te weten:
pensioenen die verkregen worden bij beëindiging van het dienstverband;
pensioenen krachtens een pensioenregeling waarvoor de deelnemers zelf geen bijdrage hoeven te betalen.
Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door de STAR opgestelde rapportage waarin de uitgangspunten en principes voor goed Pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. De rapportage heeft zowel betrekking op het bestuur van Pensioenfondsen als op de ‘governance’ van direct verzekerde regelingen. De principes zijn op 16 december 2005 vastgesteld en in latere instantie verankerd in de Pensioenwet.
Een Pensioenfonds kan de schade herverzekeren, die kan ontstaan door overlijden. Veel Pensioenfondsen sluiten slechts een herverzekeringscontract af voor een deel van deze schade. De prioriteit is gelijk aan de grens tussen de schade die het Pensioenfonds bereid is zelf te lijden en de schade die het fonds herverzekert door middel van een stop-lossverzekering.
Een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop ontvangen marktrente anderzijds.
De Nederlandsche Bank spreekt van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de Voorziening Pensioenver-plichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioen-aanpassing en eventuele andere reserves te dekken.
Het vermogen van de pensioenuitvoerder om op langere termijn aan verzekerings- of pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.
In de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden aan verzekeringsmaatschappijen eisen gesteld met betrekking tot de solvabiliteit. De aanwezige solvabiliteitsmarge moet ten minste even groot zijn als de wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge. De wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald op basis van wettelijk vastgestelde formules, die voor schadeverzekeraars en levensverzekeraars verschillen.
Zie ook: Wet op het financieel toezicht
Toets in het kader van het FTK. Naast het benodigde vermogen uit de minimumtoets dient in deze toets ook een buffer te worden aangehouden om bij tegenvallende beleggingsresultaten aan het einde van een jaar voldoende vermogen te hebben om op dat moment weer aan de minimumtoets te kunnen voldoen. Als uitgangspunt voor de toets geldt de aanname dat zich gedurende het jaar na balansdatum een ongunstig scenario voltrekt en dat één jaar na balansdatum de aanwezige verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder moeten kunnen worden overdragen op marktconforme condities.
Afkorting voor Stichting van de Arbeid. In dit adviesorgaan van de overheid zijn de centrale organisaties van werkgevers en werknemers vertegenwoordigd.
Een informatiebrief die binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken aan de deelnemer moet worden verstrekt. In deze brief wordt de deelnemer geïnformeerd over een aantal onderwerpen waaronder de inhoud van de pensioenregeling en de toeslagverlening.
Het resultaat (winst of verlies) dat ontstaat als er door overlijden een groter of kleiner bedrag aan Voorziening Pensioenverplichtingen vrijvalt dan waarop werd gerekend op grond van de gekozen kanstabellen (bijv. de sterftetafels). Soms wordt in het resultaat op sterfte tevens begrepen het saldo van enerzijds de aan de herverzekeraar betaalde premie en anderzijds de van de herverzekeraar ontvangen uitkeringen ter zake van overlijden. De betaalde premies dienen daarbij ter dekking van het niet in eigen beheer gehouden overlijdensrisico.
Het risico voor een Pensioenfonds of een verzekeraar, dat er schade optreedt als gevolg van sterfte die gemiddeld hoger of lager is dan werd verwacht. Het Pensioenfonds of de verzekeraar ontleent de sterfteverwachting aan de gehanteerde sterftetafels.
Zie ook: kortlevenrisico, langlevenrisico.
Statistisch overzicht met betrekking tot onder meer sterftekans per leeftijd van een groep personen, zoals bijvoorbeeld alle mannen in de bevolking van Nederland. In augustus 2010 is door het Actuarieel Genootschap (AG) de Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Vanaf 30 september 2010 hanteert het Pensioenfonds de AG prognosetafel 2010-2060 inclusief Towers Watson 2010 ervaringssterfte.
Organisatie van Nederlandse OndernemingsPensioenfondsen. Doelstelling van de organisatie is het adviseren en voorlichten van de leden en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen, met name bij de overheid.
Het secretariaat van Opf is gevestigd in Den Haag.
Verzekering die ertoe dient om de totale schade in enig jaar als gevolg van overlijden te beperken. Deze bovengrens wordt ook wel prioriteit genoemd.
De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie.
Een swap is een overeenkomst tussen twee partijen tot het uitwisselen van betalingen gedurende de looptijd van de swap. Deze betalingen worden verricht over een afgesproken onderliggende waarde. De onderliggende waarde zelf wordt niet verhandeld. Bij een standaard renteswap wordt een vaste rente (de swaprente) vastgesteld bij aanvang van de overeenkomst, terwijl de variabele rente periodiek gekoppeld is aan een specifieke marktrente. Informatie uit de renteswapmarkt kan worden gebruikt voor het bepalen van een rentetermijnstructuur.
Als mensen met aanspraken op ouderdomspensioen minder oud worden dan verwacht, levert dat een winst op voor de Pensioenfondsen en verzekeraars die de pensioenuitkeringen moeten betalen. Zo’n winst heet een technisch resultaat.
Bedrag benodigd om aan reeds verworven pensioenverplichtingen jegens de verzekerden te voldoen, rekening houdend met gemiddelde levensduur en de marktrente.
Extra aanspraak tot 65 jaar voor de partner bij overlijden van de deelnemer. Jaarlijks 10% van het laatste jaarsalaris.
Het met toestemming van de eventuele partner inruilen van partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen.
Op grond van de Pensioenwet is dit een van de drie toegelaten pensioensystemen. Een uitkeringsovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering.
Het risico dat een uitkering moet worden verstrekt aan een of meer werknemers uit hoofde van een ziekte of aandoening die reeds gedurende de looptijd van de (collectieve) verzekering bestond, maar op grond waarvan een eventueel recht op een uitkering ontstond ná afloop van de looptijd van de (collectieve) verzekering. Dit risico wordt veelal (maar niet altijd) in het verzekeringscontract meegenomen.
Het Uniform Pensioenoverzicht waarin de uitkeringen bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid eenduidig worden gepresenteerd. De bedoeling is dat alle pensioenuitvoerders hetzelfde overzicht hanteren, waardoor de pensioenoverzichten eenvoudig naast elkaar te leggen zijn en de (gewezen) deelnemers de bedragen uit de verschillende pensioenoverzichten bij elkaar op kunnen tellen en een duidelijk beeld van de financiële situatie bij pensionering krijgen. Vanaf 1 januari 2008 is het hanteren van het UPO voor alle pensioenuitvoerders verplicht.
Direct: beleggingen in onroerende goederen. Indirect: Participaties in Beleggingsfondsen die beleggen in onroerend goed. Indirect kan weer uit beursgenoteerde of niet-beursgenoteerde fondsen bestaan.
Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid.
Afkorting van Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen.
In de nota Hoofdlijnen FTK wordt voor Pensioenfondsen een vereist vermogen voorgeschreven. In de Pensioenwet wordt de omvang van het vereist eigen vermogen nader ingevuld. In deze wet is opgenomen dat het vereist eigen vermogen zodanig moet worden vast-gesteld dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het binnen een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen.
Organisatie van Bedrijfstakpensioenfondsen, die als doelstelling heeft het bevorderen van de samenwerking tussen alle Bedrijfstak-pensioenfondsen in Nederland op alle daarvoor in aanmerking komende terreinen, zonder de autonomie van de leden aan te tasten.
Het secretariaat van de vereniging is gevestigd in Den Haag.
De waarde van de pensioenverplichtingen is de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenaanspraken, op basis van een gegeven actuariële methode en gegeven financieel- economische en demografische veronderstellingen.
De voorziening voor pensioenverplichtingen is gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is de passiva van het fonds.
Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken om pensioenverlies te voorkomen wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert en het afkoopbedrag wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen aan de instelling die de pensioenregeling van de nieuwe werkgever uitvoert. De werknemer koopt daarmee bij die instelling pensioenaanspraken in.
Een pensioenuitkering is waardevast indien deze gekoppeld is aan een prijsindex. Gewoonlijk kiest men hiervoor een van de bekende reeksen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Een pensioenuitkering is welvaartsvast indien deze gekoppeld is aan de loonindex.
Aanspraak van één of meer kinderen bij overlijden van de deelnemer. Over maximaal 5 kinderen: tot 18 jaar 14% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van de deelnemer; 28% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van beide ouders (studerende kinderen tot 27 jaar).
bron: Jaarverslag SPBN jaarverslag 2011